to bow, to bend
[verb]
[bui-gen, boog, ge-bo-gen]
"Buigen" can be translated with "to bow" or "to bend". The related noun is "buiging": bow.
Examples:
– "De priester boog zijn hoofd toen hij de paus zag."
("The priest bowed his head when he saw the pope.")
– "Dit metaal buigt niet."
("This metal doesn’t bend.")
– "De weg buigt over 100 meter naar links."
("The road takes a bend to the left in 100 meters.")
– "Buig uw hoofd in schaamte, ongelovige!"
("Bow your head in shame, infidel!")
Expressions:
– "Buigen of barsten": Bend or break, to give in or get into trouble.
– "Buigen als een knipmes": to take a rigid and deep bow. Lit.: to bow like a jack knife.
Example:
– "De chinese kok boog als een knipmes toen wij hem bedankten voor het klaargemaakte eten."
("The Chinese cook took a deep bow when we thanked him for the prepared food.")
Related words:
– Bocht: bend, curve [noun] [de bocht, de bochten].
– Buiging: bow [noun] [de buiging, de buigingen].
Example:
– "De ober maakte een lichte buiging toen hij de eerste gang had geserveerd."
("The waiter made a small bow after having served the first course.")
– Knielen: to kneel [verb] [knielen, knielde, geknield].
– Barsten: to burst, to crack [verb] [barsten, barstte, gebarsten].
– Breken: to break [verb] [breken, brak, gebroken].