1. nice, friendly, pleasant, kind
[adjective/adverb]
[aar-dig]
Examples:
– "Heb jij een aardige leidinggevende?" – "Niet echt, maar hij/zij is er toch nooit!"
("Do you have a friendly supervisor/boss/manager?" – "Not really, but he/she is never there anyway!")
– "Ik vind haar niet zo aardig; ze maakt de hele tijd van die botte opmerkingen!"
("I don’t like her/ I don’t think she is that nice; all the time she makes such blunt/curt remarks!")
– "Wat aardig van je dat je me wil helpen!"
("How nice of you to offer help! / that you want to help me!")
– "Hij glimlacht heel aardig, maar toch vertrouw ik hem niet!"
("He has a charming smile, but still I do not trust him!" Lit. "He smiles friendly"…)
Related words:
– Vriendelijk: friendly, nice [adjective/adverb].
2. fair(ly), pretty, nice(ly)
[adjective/adverb]
[aar-dig]
"Aardig" can also imply that something is substantial, of considerable size, volume, quality etc.
Examples:
– "Volgens mij heeft mijn neef een aardig inkomen, want hij heeft al weer een nieuwe auto gekocht!"
("I believe my cousin must have a decent income, because he bought yet another car!")
– "Ik heb mijn aandelen verkocht en ondanks de crisis heb ik toch een aardig bedrag verdiend."
("I sold my shares and despite the crisis, I still earned quite a good sum.")
– "Hij spreekt een aardig woordje over de grens."
("He speaks quite a few foreign languages.")
– "Het heeft afgelopen nacht aardig hard geregend."
("Last night it rained quite a bit.")
– "Wat vind je van mijn schilderij?" – "Eh… niet onaardig!"
("What do you think of my painting?" – "Ehm… not bad!")
– "Mijn tante doet tegenwoordig aan Tae Bo en ze is al aardig wat kilo’s kwijt!"
("My aunt practises Tae Bo these days and she has lost quite some weight already!" Literally "…lost quite a few kilos". Note the use of "aardig wat …": "quite a few / quite some …")