frustration
[noun]
[de frus-tra-tie, de frus-tra-ties]
We all suffer from it from time to time 🙂 If you do, then you are "gefrustreerd" ("frustrated").
Examples:
– "Ik kan me je frustratie goed voorstellen!"
("I can imagine your frustration (very) well.")
– "Vroeg of laat krijgen we allemaal te maken met frustratie en spanningen."
("Sooner or later we all experience frustration and tension.")
– "Ik heb helemaal geen last van frustratie!" – "Rustig maar hoor; ben je soms gefrustreerd ofzo?"
("I am not bothered by frustration at all!" – "My, take it easy; are you frustrated or something?")
– "Nederlands leren was voor mij jarenlang een frustratie, maar nu is er gelukkig de DWOTD! 😉 "
("For many years learning Dutch was a frustration (for me), but luckily we now have the DWOTD!")
– "Ik weet niet, dit roept bij mij eerder een gevoel van frustratie op dan dat ik het ervaar als een uitdaging."
("I don’t know, this rather makes me feel frustrated than that I see it as a challenge.")
Related words:
– Gefrustreerd: frustrated [adjective/adverb].
– Frusti: frustrated [adjective]. Note that his is colloquial.
Example:
– "Let maar niet op hem, hij is een beetje frusti."
("Don’t mind him, he is a bit frustrated.")
– Frustreren: to frustrate [verb] [frustreerde, gefrustreerd].