responsible
[adjective]
[ver-ant-woor-de-lijk]
The adjective ‘verantwoordelijk’ is translated as ‘responsible’ in both the meaning of ‘accountable/answerable’ and ‘part of your duties’. Something can also be ‘verantwoordelijk’ when it brings responsibility with it such as a job (‘baan’).
Examples:
– “Je bent verantwoordelijk voor je eigen daden, hoe je het ook wendt of keert.”
(“One is responsible for his/her own actions, whichever way you look at it.” Literally: “…, no matter how you turn it.” Both ‘wenden’ and ‘keren’ translate as ‘to turn (round)’.)
– “Zij heeft een heel verantwoordelijke baan; ik zou niet graag in haar schoenen staan.”
(“She has a very responsible job; I wouldn’t like to be in her shoes.”)
– “De verantwoordelijke minister is door de Kamer op het matje geroepen.”
(“The responsible minister was called to account by the (Lower) Chamber.” Without context ‘de Kamer’ typically refers to ‘de Tweede Kamer‘: the Dutch Lower Chamber.)
– “De dictator wordt verantwoordelijk gehouden voor de dood van duizenden onschuldige burgers.”
(“The dictator is held responsible for the death of thousands of innocent civilians.”)
– “De projectmanager is verantwoordelijk gesteld voor het tijdig opleveren van het eindproduct.”
(“The project manager was given the responsibility to deliver the end product in time.”)
– “Ouders zijn verantwoordelijk voor hun minderjarige kinderen, maar ik vind niet dat je ze overal de schuld van kan geven.”
(“Parents are responsible for their underage children, but I don’t think they can be blamed / held accountable for everything.”)
Related words:
– Verantwoordelijkheid: responsibility, accountability [noun] [de verantwoordelijkheid, de verantwoordelijkheden].
– Taak: duty, task [noun] [de taak, de taken].
Example:
– “Dat is niet mijn taak, sorry, vraag het maar aan iemand anders.”
(“That’s not my duty, I’m sorry, go ask somebody else.”)
– Aansprakelijk: liable/responsible/answerable (for) [adjective].