298. Mat

1. mat, canvas, carpet [noun] [de mat, de matten] [‘mat‘]

Examples:
– "Elke dag hoopt Frank nog dat er een brief van zijn ex op de deurmat zal vallen…"
("Each day, Frank still hopes that a letter from his ex will fall on the doormat… ")

– "De worstelaars vielen tijdens het gevecht van de mat af."
("The wrestlers fell off the canvas during the fight.")

Expression:
– "Op het matje roepen": to be put on the carpet, to be brought to account.

Example:
– "De minister-president heeft vandaag de ambassadeur van Iran op het matje geroepen in verband met de geplande executie van een mensenrechtenactivist."
("The ambassador of Iran has been brought to account by the prime-minister regarding the planned execution of a human rights’ activist.")

Related words:
– "Mattenklopper": carpet-beater.
– "De groene mat": an informal synonym that can be used for "the football pitch / soccer field".

2. mat, dull, dim, flat, tired, weary [adjective/adverb] [‘mat‘]

Examples:
– "Ik vind die matte kleur niet mooi bij die auto."
("I don’t like that flat color on that car.")

– "Franks matte uitstraling maakt zijn presentaties altijd uitermate saai."
("Frank’s dull appearance always makes his presentations extremely boring.")

– "Schat, je ziet een beetje mat uit, is er iets?
("Darling, you look a little weary, is something the matter?)

– "Weet jij wat er met Sander aan de hand is? Hij is een beetje mat de laatste tijd."
("Do you know what is wrong with Sander? He is a bit weary lately." Literally: "… what is on the hand? … the latest time.")

3. (check)mate [adjective] [‘mat‘]

In this context, instead of "mat", "schaakmat" is often used.

Example:
– " ‘Mat’ en ‘schaakmat’ zijn Nederlandse schaaktermen."
(" ‘Mat’ and ‘schaakmat’ are Dutch chess terms.")