to listen
[verb]
[luis-te-ren, luis-ter-de, ge-luis-terd]
"Luisteren" is pretty much used the same way as in English, e.g. you can listen to music or somebody sing, but you can also do what somebody tells you to do ("luisteren naar iemand"). The Dutch verb for "to hear" is "horen".
Examples:
– "Heb jij vanochtend geluisterd naar het DWOTD interview op English Breakfast Radio Amsterdam?" – "Nee joh, wat boeit mij dat nou!"
("Did you listen to the DWOTD interview on English Breakfast Radio Amsterdam this morning?" – "Nooo, what do I care?!")
– "Ik hoor je wel, maar ik luister lekker niet!"
("I do hear you, but I'm not listening, ha!")
– "De buurvrouw is ten einde raad, want haar kinderen luisteren niet meer naar haar."
("The neighbour is at a complete loss what to do, because her children have stopped listening to her." 'Ten einde raad' can also be translated as "desperate (without a solution)".)
– "Jongen, luister nou naar mij; ik heb hier ervaring mee…"
("Mate/dude, just listen to me; I have experience with this…")
– "Mijn vriendin zegt dat ik nooit naar haar luister. Maar ik kan er toch niets aan doen dat zij zo slecht articuleert?"
("My girlfriend says that I never listen to her. But I can't help it that she articulates that badly, can I now?")
– "Luister eens! Volgens mij hoor ik daar een leeuwerik!"
("Listen up! I think I hear a lark over there.")
– "Luister jij naar je moeder?" – "Nou, alleen als ze piano speelt! ;-)"
("Do you listen to your mother?" – "Well, only when she plays the piano! ;-)")
– "Bedankt dat je even naar me hebt willen luisteren. Je bent echt een grote steun voor mij!"
("Thanks for listening to me. You are really a big support to me.")
Expressions:
– "Dat luistert nauw": that requires precision. This expression can be used for things you do, but also when reasoning.
Related words:
– Luisteraar: listener [noun] [de luisteraar, de luisteraars].
– Fluisteren: to whisper [verb] [fluisterde, gefluisterd].
– Afluisteren: to eavesdrop on [verb] [luisterde af, afgeluisterd].
Example:
– "Pas maar op, voordat je het weet wordt je afgeluisterd!"
("You had better be careful, before you know it they will eavesdrop on you!")
– Luistervink: eavesdropper (informal), nosy person that eavesdrops [noun] [de luistervink, de luistervinken]. From the bird "vink": finch.
– Horen: to hear [verb] [hoorde, gehoord].
– Oor: ear [noun] [het oor, de oren].