cheerful, happy, glad, merry [adjective/adverb]

When declining "blij", both "blije" and "blijde" is used. The latter is more formal. See the examples.

Examples:
– "Ik ben zo blij je weer te zien!"
("I’m so glad to see you again!")

– "Daar ben ik blij om/mee."
("I’m glad about that.")

– "Ik ben erg blij met dit cadeau."
("I’m very happy/pleased with this present.")

– "Blij om dat te horen."
("Glad to hear that.")

– "Tijdens Koninginnedag zijn er overal blijde gezichten."
("At Queen’s Day there are cheerful faces everywhere.")

– "De kinderen zongen blij "drie maal drie is negen" in de klas."
("The children sang "drie maal drie is negen" merrily in class."

– "De Apostelen verkondigden de Blijde Boodschap."
("The Apostels preached the Glad Tidings.")

– "De vrouw was in blijde verwachting."
("The woman was expecting (a baby)." Lit.: "The woman was in happy expectation.")

Expressions:
– "Zo blij als een kind": very happy. Lit.: as happy as a child.

– "Iemand blij maken met een dooie mus": to get somebody (all) excited about nothing. Lit.: to make somebody happy with a dead sparrow.

Related words:
– "Blijdschap": joy, happiness.
– "Vrolijk": cheerful.