stain, spot, smudge [noun] [de vlek, de vlekken] [‘vlek‘]
Examples:
– "Er zit een vlekje op je shirt, net onder je hals."
("There is (small) spot on your shirt, right below your neck." In Dutch, the front part of the neck is called "hals" and the back part "nek".)
– "Ik baal als een stekker; net een nieuwe spijkerbroek gekocht, en nu alweer een vlek!"
("I’m really upset; just bought a new pair of jeans, and it is immediately stained!" Literally: "…, and now already a stain again!")
– "Sander was onaangenaam verrast toen er – na afloop van de InterAgencyEvents Pure White Beach Party – rode wijnvlekken zaten op de achterkant van zijn witte t-shirt."
("Sander was unpleasantly surprised when – at the end of the InterAgencyEvents Pure White Beach Party – his white t-shirt had red wine stains on the back.")
– "Die vlek gaat er in de was wel uit!"
("That stain will come out in the wash!")
– "Ik schrijf liever niet met een vulpen, want ik maak altijd inktvlekken."
("I prefer not to write with a fountain pen, because I always make inkstains.")
– "Sommige mensen hebben een blinde vlek in het oog."
("Some people have a blind spot (in the eye).")
Related words:
– "Moedervlek": birthmark, mole. Literally "mother stain".
– "Was": laundry.
– "Vuile was": dirty laundry.
– "Onbevlekt": immaculate, literally "unstained".
– "Onbevlekte ontvangenis": the Immaculate Conception. The Duch term is sometimes misinterpreted by (adolescent) laymen (as the lack of sperm implies "unstained"; we know… it is far fetched!).