cupboard, closet, wardrobe, cabinet [noun] [de kast, de kasten] [‘kast‘]
You
can use "kast" for basically any type of cupboard, closet, wardrobe or
cabinet. If not clear from context, you can be more specific, such as
"boekenkast", see the Examples.
Good to know is the use of the diminutive "kastje": obviously in use
for a small "kast", but also the general word of choice for any small
electronic box-shaped communication device, e.g. an ADSL modem.
Examples:
– "In oude Nederlandse huizen zijn vaak inbouwkasten aanwezig."
("In old Dutch houses one often finds built-in closets." Lit. "… often built-in closets are present.")
– "De boekenkast ‘Billy‘ van IKEA is erg populair."
("The IKEA bookcase ‘Billy’ is very popular.")
– "Man, we hebben dit weekend een klerenkast gekocht, en nu moeten we 8 weken wachten: niet normaal!"
("Man, we bought a wardrobe this weekend, and now we have to wait for 8
weeks: ridiculous!" Literally we write "not normal!", which is quite
common, and so is the 8 weeks wait by the way 😉 )
Expressions:
– "Op de kast zitten": to be angry.
– "Iemand op de kast jagen/krijgen": to provoke somebody, to needle somebody.
– "Uit de kast komen": to come out of the closet.
– "Een kast van een huis": a very big house.
– "Van het kastje naar de muur gestuurd worden": to be sent from pillar to post.
Example:
– "Nou, ik heb Casema gebeld want volgens mij doet het kastje, dat ik van hen heb gekregen, het niet. Zij zeggen dat het de schuld is van KPN. Maar KPN zegt dat het de schuld is van Casema. Ik word van het kastje naar de muur gestuurd!"
("Well, I’ve phoned Casema because I believe the device they gave me doesn’t work. They say it’s KPN’s fault. But KPN says Casema is to blame. I’m being sent from pillar to post!")
Related words:
– "La": drawer.
– "Dressoir": sideboard, buffet.
– "Klerenkast"/"Kleerkast": slang for muscular bouncer-types.