piece of cake
[noun]
[een mak-kie, <no plural>]
"Makkie" means "piece of cake" and originates from the adjective "gemakkelijk" or "makkelijk" which means "easy". A synonym of "makkie" is "eitje".
Examples:
– "Mijn oma is verslaafd aan sudoku’s, zelfs de moeilijkste puzzel is een makkie voor haar."
("My grandmother’s hooked on sudoku’s, even the most difficult puzzle is a piece of cake for her.")
– "Je hebt die presentatie al twee keer eerder gedaan, het wordt een makkie voor je!"
("You’ve already given that presentation twice before, it will be a piece of cake for you!")
– "Mijn rijexamen was echt een makkie omdat ik veel had geoefend in de auto van mijn vriend."
("My driving exam was a real piece of cake because I practised a lot in the car of my boyfriend.")
– "Zit niet zo te stressen, het wordt een makkie om dat vliegtuig te halen, we hebben tijd zat."
("Don’t stress, it will be a piece of cake to catch that plane, we have plenty of time.")
– "Het schot op het doel van Ronaldo was een makkie voor keeper Edwin van der Sar."
("De shot on goal by Ronaldo was a piece of cake for goalkeeper Edwin van der Sar.")
Expressions:
– "Eitje": piece of cake.
– "Fluitje van een cent": piece of cake.
– "Inkoppertje": piece of cake.
– "Een koud kunstje": a piece of cake [expression].
Related words:
– (Ge)makkelijk: easy [adjective/adverb].