Wedden

to bet (on), to wager Click to listen
[verb]
[wed-den, wed-de, ge-wed]

Paardenrennen 'Wedden' has nothing to do with 'to wed' 🙂 which would be 'trouwen' or 'huwen'. When the bet is more a gamble (casino) we use the verb 'gokken'.

Examples:
– "Ik wed dat Frankrijk doorgaat naar de volgende ronde!" 
("I bet that France will go through to the next round!")

– "Volgens mij durft Sander niet!" – "O nee? Wedden van wel?!" 
("I think Sander doesn't dare / is too scared! – "Is he now? I bet he is not!" Note the use of the infinitive 'wedden'; you can also say 'Ik wed van wel!')

– "Ok jongen, wedden we om geld of om de eer?" – "Om de eer!" – "Om de eer? Lafaard!" 
("Ok man, are we betting for money or for the honour?" – "For the honour!" – "Honour? You coward!")


WeddenDat1986-JosBrink-SandraReemer – "Ik durf te wedden dat jij niet het antwoord weet op de volgende vraag: wie was de presentator van het populaire Nederlandse tv-programma 'Wedden, dat..?' in de jaren tachtig?" 

("I bet you do not know the answer to the following question: who was the presenter of the popular Dutch TV show 'Wedden, dat..?' in the eighties?")

– "Ik wed om 10 euro dat Frank vandaag wederom te laat zal zijn." 
("I'll bet you 10 euros that Frank will be late today once again.")

– "Nou, ik wed van niet!" – "Nou, ik wed van wel!" 
("Well, I bet he is not!" – "Well, I bet he is!" Note that it depends on context whether to use 'it/she/he'.)

Expressions:
– "Op twee paarden wedden": literally 'to bet on two horses' this is to say that you are hedging/covering your bets.

Related words:
– Weddenschap: bet [noun] [de weddenschap, de weddenschappen].
– Een weddenschap winnen/verliezen: to win/lose a bet [verb] [won/verloor, gewonnen/verloren].

Example:
– "Marc heeft de weddenschap verloren en dus moet hij op een etentje trakteren."
("Marc lost the bet and hence he has to treat to dinner." Note the informal use of 'etentje'; the formal word is 'diner'.)

– Een weddenschap aangaan: to place/make a bet [verb] [ging aan, aangegaan].
– Gokken: to gamble [verb] [gokte, gegokt].