(romantic) date [noun, diminutive] [het afspraakje, de afspraakjes]
Note: an “afspraak” is an appointment (i.e. a doctor’s appointment), or an
agreement/deal. Don’t call the doctor for an ‘afspraakje’!
Examples:
1. “Vrijdag heb ik met haar een afspraakje!”
(“I have a date with her on Friday!”)
2. “Volgende week heb ik een afspraak bij de tandarts.”
(“Next week I have an appointment at the dentist.”
3. “Maar we hadden een afspraak!!”
(“But we had a deal!!”)