immediate, at once [adjective / adverb] [‘on-mi-du-luk’]
"Onmiddellijk" was rammed into our heads at primary school: "Onmiddellijk? Dubbele ‘d’, dubbele ‘l’ !!!": "double ‘d’, double ‘l’ !!!"
Examples:
– "Kom onmiddellijk hier!"
("Come here at once!")
– "Toen ik het verschrikkelijke nieuws hoorde, ben ik onmiddellijk omgedraaid."
("When I heard the awful news, I turned around immediately.")
– "Deze regel gaat onmiddelijk in."
("This rule applies immediately." Lit.: "This rule goes in immediately.")
– "Het roken van een joint heeft niet altijd een onmiddellijk effect."
("Smoking a joint does not always have an immediate effect.")
– "Wilt u een miljoen euro winnen? Bel onmiddellijk met het volgende nummer!"
("Do you want to win a million euros? Call the following number at once!")
Expressions:
– "God straft onmiddellijk.": <ironic:> God punishes at once (when someone has done something wrong/stupid, and is negatively affected by his own actions).
Related words:
– "Dadelijk": immediate, direct.
– "Direct": direct.
– "Gelijk": right.
– "Meteen": immediately, straight away.
– "Ogenblikkelijk": instantly.
– "Geleidelijk": gradual.