Bij

1. bee [noun] [de bij, de bijen] [‘bij‘]

Today we continue with another member of the insect community: "de bij": the bee.

Examples:
– "Ik ben vanochtend door een bij gestoken."
("I have been stung by a bee this morning.")

– "Niet elke bijensoort produceert honing."
("Not every bee species produces honey.")

– "Bijen worden gehouden in een bijenkorf."
("Bees are kept in a beehive.")

Expressions:
– "De bloemetjes en de bijtjes": the birds and the bees. Lit.: the flowers and the bees.

Related words:

– "Bijenkorf": beehive.
– "Imker": bee-keeper.
– "Honing": honey.
– "Wesp": wasp.
– "Hommel": bumblebee.
– "Zoemen": to buzz.

Extra:
One of Holland’s most known department stores is De Bijenkorf. Mark that its logo has the shape of a honeycomb.


2. at, with, by, (near/close/next) to
[preposition] [‘bij‘]

Depending on context, "bij" – as a preposition – can be translated in many different ways. (The dictionary gives 22 (!!!) possible translations…) We’ve tried to cover the most common usage

Examples:
– "Frank was vanochtend niet bij de vergadering."
("Frank wasn’t at the meeting this morning.")

– "Schatje, ik wil alleen maar bij je zijn."
("Baby, I just want to be with you.")

– "Mag ik uw rijbewijs zien, alstublieft? – Sorry, dat heb ik nu niet bij me."
("Can I see your driver’s license, please? – I’m sorry, I don’t have it with me now.")

– "Postzegels kun je bij het postkantoor krijgen."
("You can get stamps at the post office.")

– "Waar werkt Jan tegenwoordig? – Hij zit bij de politie."
("Where does Jan work nowadays? – He’s with the police.")

– "Blijf bij mij!"
("Stay with me!")

– "Blijf dicht bij mij!"
("Stay close to me!")

– "Heb je al plannen voor vanavond? – Ja, ik ga bij Sander eten."
("Do you already have plans for tonight? – Yes, I’m going to have dinner at Sander’s.")