to lose one’s/the way, to get lost [verb] [verdwaalde, verdwaald] [‘ver-dwaa-lun’]
"Verdwalen" is also sometimes used for appearing in an unexpected location, see the examples.
Examples:
– "Waar is het kompas? Volgens mij zijn we verdwaald…"
("Where is the compass? I think we’re lost…")
– "Meneer, kunt u ons zeggen hoe deze straat heet? We zijn een beetje verdwaald."
("Sir, can you tell us the name of this street? We kind of lost the way.")
– "Ik ben heel slecht in kaartlezen, maar ik heb een TomTom gekocht en nu verdwaal ik vast niet meer."
("I’m very bad at reading maps, but I’ve bought a TomTom and surely I will not get lost anymore.")
– "Hé, hoe komt die CD hier verdwaald?"
("Hey, how did that CD get/land here?")
Related words:
– "De weg kwijtraken": to lose the way.
– "Zoeken": to search, to look for.
– "Naar de weg vragen": to ask for directions (lit. "to ask for the way").