1. feather
[noun]
[de veer, de ve-ren]
Don’t you just love those Dutch homonyms? 😉 Here’s one with (at least) three different meanings: 1. feather, 2. spring and 3. ferry…
Examples:
– "Het kussen is gevuld met ganzenveren."
("The pillow is filled with goose feathers.")
– "Een pauw heeft prachtige veren."
("A peacock has beautiful feathers.")
– "De kleur van de veren van een mannetjesvogel verschillen vaak van de vrouwtjesvogel."
("The colour of a male bird’s feathers often differ from the female bird.")
Expressions:
– "Met andermans veren pronken": to adorn oneself with (strut in) borrowed plumes.
– "Iemand een veer in zijn kont steken": to compliment someone with the intention to please.
– "Mijn gevederde vriend": my (fine) feathered friend.
Related words:
– Pluim: plume, feather [noun] [de pluim, de pluimen].
2. spring
[noun]
[de veer, de ve-ren]
Examples:
– "Wat een slechte matras, ik kan de veren voelen…"
("What a bad mattress, I can feel the springs…")
– "Toen Frank zelf zijn horloge probeerde te reparen, is hij een veertje kwijtgeraakt."
("When Frank tried to fix his watch himself, he lost a little spring.")
Related words:
– Veerkrachtig: elastic, resilient [adjective].
– Veren: to be elastic, to spring [verb] [veren, veerde, heeft geveerd].
3. ferry
[noun]
[het veer, de ve-ren]
Mark that in this context "veer" has the neuter gender… "Het veer" can refer to the ferry location, the ferry boat or the ferry service.
Examples:
– "Het veer naar Ameland is buiten dienst."
("The ferry to Ameland is out of service.")
– "Weet jij hoe laat het veer van Hoek van Holland naar Harwich vertrekt?"
("Do you know when the ferry boat leaves from Hoek van Holland to Harwich?")
Related words:
– Veerboot: ferry boat [noun] [de veerboot, de veerboten].
– Veerdienst: ferry service [noun] [de veerdienst, de veerdiensten].
– Boot: boat [noun] [de boot, de boten].
– Dienst: service [noun] [de dienst, de diensten].
– Pont: ferry [noun] [de pont, de ponten].
– Pontje: little ferry (usually across a river) [noun] [het pontje, de pontjes].
– Veerman: ferryman [noun] [de veerman, de veermannen].
“Iemand een veer in zijn kont steken”
I think that’s a typical Dutch phrase! 🙂
The words ‘vogel’ and ‘veer’, coming almost one after the other, reminded me of a song my father taught me growing up:
Daar was een vogeltje
en het beestje kon niet kakken
Want er was een veertje aan zijn poepertje blijven plakken
Hij zij Oh je, Hij zij Oh ja, Hij zij verdommen
Hoe is die veetje aan mij poepertje gekomen?
As always, thanks for these wonderful words – brings back memories of growing up Dutch in foreign lands