Netwerk

network Iconspeaker_3
[noun]
[het net-werk, de net-wer-ken] Netwerk

Inspired by the recent Facebook film, today's word is "netwerk";-) As in English, "netwerk" has all the same meanings, including its related verb "netwerken". 

Examples:
– "Hackers gelieerd aan Wikileaks legden afgelopen januari tijdelijk het netwerk van Mastercard plat." 
("Last January, hackers connected to Wikileaks temporarily took down the Mastercard.")

– "Heb je 'The social network' al gezien? Echt een topfilm!" 
("Did you already see 'The social network'? It's a real good film!")

– "Het winnen van die Oscar heeft hem een groot netwerk in de filmindustrie opgeleverd." 
("Winning that Oscar resulted in him having a large network in the film industry.")

– "Denk je dat je die baan hebt gekregen via je netwerk?" 
("Do you think that you got that job through your network?")

– "Met Oud op Nieuw is het telefoonnetwerk vaak even overbelast door alle sms'jes en bellers." 
("With New Year, the telephone network is often temporarily overloaded by all texts and callers.")

– "Eén van de kerntaken van lobbyisten is netwerken." 
("One of the core tasks of lobbyists is networking.")

Related words:
– Netwerken: to network [verb] [netwerkte, heeft genetwerkt].