De één zijn dood is de ander zijn brood

one man’s misfortune is another man’s opportunity
[phrase]
[de één zijn dood is de an-der zijn brood] 

The literal translation of ‘de één zijn dood is de ander zijn brood’ is ‘the death of one, is the bread of another’. It is used when there is a case of somebody profiting from somebody else’s misfortune.

Examples:
“Ik heb mijn iPod Touch in het vliegtuig laten liggen.” – “Dat is balen, maar je hebt wel een ander blij gemaakt.” – “Ja, ja, ik weet het, de één zijn dood is de ander zijn brood etc.”  
(“I left my iPod Touch on the plane.” – “That’s unfortunate, but then again, you did make somebody else happy.” – “Yeah, yeah, I know, one man’s misfortune is another man’s opportunity and all that…”)

“Er zijn mensen die hun brood verdienen met wapenhandel, dat is bijna letterlijk een geval van ‘de één zijn dood is de ander zijn brood’.” 
(“There are people who earn their living with arms trade, that’s almost literally a case of ‘de één zijn dood is de ander zijn brood‘.” Note the other expression with ‘brood’: ‘je brood verdienen met’.)

“Door de crisis heeft één van de twee groenteboeren bij ons in de buurt zijn deuren moeten sluiten. Maar je ziet weer dat de één zijn dood de ander zijn brood is, want met die andere zaak gaat het nu plotseling weer heel goed!” 
(“One of the two greengrocer’s shops in our neighbourhood has had to close down due to the (financial) crisis. But it is once again illustrated that one man’s misfortune is another man’s opportunity because the other shop is suddenly doing very well again!” Note that a ‘boer’ is a ‘farmer’ in Dutch, however it is also used for a greengrocer’s (groenteboer) and for small cheese shops (kaasboer).)

Expressions:
– “Een slaatje slaan uit iets”: to profit from a situation / to cash in on something.

Example:
“Sander heeft nog steeds geen slaatje weten te slaan uit zijn blog :-)”
(“Sander still has not cashed in on his blog 🙂 “).

Related words:
– Dood: death [noun] [de dood, <no plural>].
– Brood: (loaf of) bread [noun] [het brood, de broden].
– Profiteren (van): to profit (from), to take advantage (of) [verb] [profiteerde, geprofiteerd].
Pech: bad luck [noun] [de pech, <no plural>].
– Geluk: luck, happiness [noun] [het geluk, <no plural>].

Een geluk bij een ongeluk

a blessing in disguise, luckily, fortunately Iconspeaker_3
[Dutch phrase of the week]

"Een geluk bij een ongeluk" literally translates to "luck with an accident/bad luck". This idiom is used when a problem, or a part of a problem, becomes a benefit or advantage.

Examples:Blessing in disguise
– "Frank heeft gisteren een hartaanval in het ziekenhuis gehad." – "Een geluk bij een ongeluk." 
("Frank has had a heart attack in the hospital yesterday." – "Fortunately, he was already in a hospital.")

– "Ik heb meteen gereageerd op Theo's email." – "Een geluk bij een ongeluk, want hij wordt razend als je hem niet serieus neemt." 
("I've responded immediately to Theo's email." – "Lucky for  you, because he gets furious when you don't take him seriously.")

– "Je bent een geluk bij een ongeluk, ik zit hier al drie uur te wachten totdat er iemand langskomt…ik heb twee lekke banden…" 
("You're a blessing in disguise, I've been waiting here for three hours for someone to come by…I've got two flat tyres…")

Related words:
– Geluk: luck, happiness, (good) fortune [noun] [het geluk, <no plural>].
– Gelukkig: happy, happily, fortunate, fortunately, lucky, luckily [adjective/adverb].
– Mazzel: <informal> luck [noun] [de mazzel, <no plural>].
– Ongeluk: 1. accident [noun] [het ongeluk, de ongelukken]. 2. bad luck [noun] [het ongeluk, <no plural>].

Example:
– "Wat een verschrikkelijk ongeluk, vier dodelijke slachtoffers: een moeder en drie kinderen…"
("What a terrible accident, four deadly victims: a mother and three children…")

– Ongelukkig: unlucky, unhappy, unfortunate(ly) [adjective/adverb].

Boffen

Grammar: <boffen> [verb] [bofte, h. geboft].

Translates to: to be fortunate, to be lucky.

The verb "boffen" is a perfectly normal Dutch verb and you should know it, however it is somewhat informal and is often used when talking to children.

Examples:
1. "Zo, jij boft maar!"
(<to a small child:> "Well, you are really lucky!", for example when after a birthday party there is also a visit to the zoo 🙂 )

2. "Jullie hebben niet geboft met het weer!"
("You have not been lucky with the weather!")

3. "Zij boffen met het uitzicht vanuit hun hotelkamer."
("They are lucky with the view from their hotel room.")

Related words:
1. "Bofkont": one who is lucky/fortunate, mostly used for children. Literally: "Lucky bottom"
2. "Boffer" or "Bofferd": like "bofkont".
3. "De bof": the totally unrelated childhood disease "Mumps", see http://en.wikipedia.org/wiki/Mumps .
4. "Mazzelen": [verb] very informal equivalent of "boffen", derived from Yiddish "mazzeltov" (source Wikipedia).